Library
De zaligsprekingen (Deel 2): Arm van geestDoor John W. Ritenbaugh Forerunner, "Persoonlijk,"februari1999
Jezus Christus staat op eenzame hoogte als de belangrijkste figuur in de
geschiedenis van de mens. Ongeacht hoe iemand over Hem denkt, hij zal
uiteindelijk dit punt toch moeten toegeven. Jezus' leven en dood en het
onderwijs dat Hem wordt toegeschreven, hebben de loop van de menselijke
geschiedenis meer beїnvloed dan enig ander
mens die ooit heeft geleefd meer dan Alexander, wie dan ook van de Caesars,
Karel de Grote, Mohammed, Napoleon, Washington, Marx, Freud of Ghandi. Er zijn
meer mensen in hun leven door Zijn leer beїnvloed, er zijn meer boeken
over Hem geschreven, meer toespraken (preken) over Hem gegeven dan over alle
andere historische figuren bij elkaar.
Jezus was de grootste Profeet en Leraar ter wereld. Hij was God, toch nam Hij
de gestalte van een mens aan. Hij is de religieuze inspiratiebron geweest voor
geheel Noord- en Zuid-Amerika, evenals zo'n tweeduizend jaar voor Europa. Zijn
religie, het christendom, heeft de bestemming van feitelijk de gehele wereld
cultureel, sociaal, politiek, academisch, technologisch, economisch en militair
gedomineerd en gevormd.
Daarom kunnen we aan een nauwelijks belangrijkere taak beginnen dan te
onderzoeken naar waar Jezus nu werkelijk voor stond. Wat onderwees Hij? Deze
taak gaat veel verder dan de draagwijdte van deze serie, die zich beperkt tot
het grondig doornemen van Zijn meest fundamentele onderwijs aangaande de natuur
van hen die in Zijn Koninkrijk zullen zijn, zoals we dat in de bergrede vinden.
Zelfs deze fundamentele karakteristieken vertegenwoordigen een wat sommigen hebben genoemd onmogelijke standaard om aan te voldoen; er bestaat geen
twijfel aan dat de eisen ervan uiterst hoog liggen. Al kunnen ze voor een mens
van vlees en bloed onmogelijk zijn om te bereiken, met God zijn alle dingen mogelijk (Mattheüs 19:26; Marcus 10:27). Hij kan ons in staat stellen aan deze
bewonderenswaardige kenmerken te voldoen en ernaar te leven.
Verantwoordelijkheden en zegeningen
Tijdens Zijn aardse leven liet Jezus deze kwaliteiten in eigen persoon zien
en Hij verwacht dat wij dat ook zullen doen. Het is interessant en
vermeldenswaard dat God de bergrede dicht aan het begin van het allereerste boek
in het Nieuwe Testament plaatst, onmiddellijk nadat Jezus het evangelie van het
Koninkrijk van God begint te verkondigen. Het is ook opmerkenswaard dat hij
volgt op Zijn oproep tot bekering voor een diepe, hartgrondige, oprechte en
radicale verandering van iemands denken en manier van leven. Deze verandering is
wat de bekering tot Gods weg teweegbrengt. De zaligsprekingen komen dan als
inleiding op de meest bekende preek die ooit gegeven werd, een onderwijs dat
bedoeld was voor hen die berouw hebben gehad en op de weg van bekering zijn.
We moeten niet denken dat Jezus de zaligsprekingen bedoelde voor acht
verschillende groepen discipelen, waarvan er sommigen zachtmoedig zijn, terwijl
anderen gerechtigheid zoeken en weer anderen vervolging verdragen. Zo is het
beslist niet! Dit zijn acht duidelijk onderscheiden kwaliteiten van dezelfde
groep, waarvan iedereen arm van geest moet zijn en ook barmhartig, treurend,
vredestichtend, enzovoort. We moeten ze ook niet laten doorgaan als bedoeld voor
een elite groep vanuit de discipelen, waarmee dan een soort geestelijke
aristocratie tot stand komt. Dit waren Christus' specificaties van wat iedere
discipel behoort te zijn. Al deze kwaliteiten behoren al Zijn volgelingen te
karakterizeren.
Evenals ieder christelijk karakter alle negen delen van de vrucht van de
Geest moet voortbrengen, zo beschrijven Christus' acht zaligsprekingen Zijn
ideaal voor elke burger van Gods Koninkrijk. In tegenstelling tot de gaven van
de Geest, die Hij naar Hij wil aan de verschillende leden van Zijn lichaam geeft
om hen toe te rusten voor de verschillende soorten dienstbetoon, beschrijven de
zaligsprekingen kwaliteiten die elke christen nodig heeft. We kunnen niet aan
onze verantwoordelijkheid ontkomen om ze allemaal te zoeken.
Elke zaligspreking verklaart de persoon die die kwaliteit bezit als "zalig"
of "gezegend". We moeten dit woord begrijpen omdat, zoals sommigen terecht hebben opgemerkt, het Griekse woord makarios dat Mattheüs gebruikt, ook vertaald kan worden met gelukkig. Gelukkig is in deze context
echter niet de juiste vertaling. Geluk is subjectief; dezelfde dingen maken niet iedereen gelukkig. En we kunnen zeer zeker zeggen dat treuren iemand
niet gelukkig maakt. In plaats daarvan doet Jezus objectieve uitspraken
over de toestand van de burgers van Gods Koninkrijk. Hij brengt niet onder
woorden hoe zij zich voelen, maar wat God van hen denkt. Mensen met deze
kwaliteiten krijgen Zijn instemming. Omdat God goed over hen denkt, zijn ze
"zalig" of "gezegend". Gods zegen gaat veel verder en is
buitengewoon belangrijker dan alleen maar "gelukkig" zijn.
De tweede helft van elke zaligspreking laat zien waaruit die zegen bestaat.
Net zo zeker als alle acht kwaliteiten deel moeten uitmaken van iedere christen,
zo moet ook elk van hen delen in de acht zegeningen. Zoals de acht kwaliteiten
een algemeen overzicht geven van onze verantwoordelijkheden, geven de acht
zegeningen ons inzicht in het karakter van de privileges die we zullen krijgen,
omdat we voldoen aan onze verantwoordelijkheden en God daar behagen in schept.
Zijn de beloofde zegeningen bedoeld voor de toekomst of voor deze tijd? Het
antwoord is beide. God verwacht niet dat een christen moet wachten tot de
toekomst is aangebroken om te worden gezegend. Is het niet mogelijk, terwijl we
van tijd tot tijd zware beproevingen en verdrukkingen moeten ondergaan, te
worden gezegend met tevredenheid en een gevoel van welzijn in plaats van een
bezorgde geest en een angst die tot passiviteit leidt terwijl we er geduldig
doorheen gaan?
Is het Koninkrijk van God niet een huidige werkelijkheid die we kunnen
binnengaan, ontvangen, beёrven, of zoals
Paulus in Colossenzen 1:13 zegt, waarin we in het hier en nu kunnen worden
overgebracht? Kunnen we niet nu barmhartigheid ontvangen en vertroost worden?
Kunnen we niet nu kinderen van God worden en in dit leven onze honger
stillen en onze dorst lessen? De werkelijkheid is dat alle acht zegeningen zowel
een huidige als een toekomstige vervulling hebben. We genieten nu van de
eerstelingen, terwijl de volledige oogst nog moet komen. Zoals R.G.V Tasker,
professor in de nieuwtestamentische exegese aan de universiteit van Londen,
schrijft: "De toekomstige tijd van het werkwoord benadrukt hun zekerheid en
niet alleen hun toekomstigheid. De treurenden zullen inderdaad vertroost
worden, enzovoort." (the gospel According to St. Matthew, p. 61). We
ontvangen sommige van de zegeningen nu, maar later nog veel meer.
John Donne, schrijver van een gedicht dat in het lied "No Man Is an
Island" wordt gebruikt, zegt over de bergrede: "Alle artikelen van ons
geloof, al de canons van onze kerk, alle dringende verzoeken van onze vorsten,
alle preken van onze voorgangers, alles wat met God te maken heeft, staat in
deze drie hoofdstukken, in deze ene bergrede." In zekere zin overdrijft hij
hier, maar het duidt op de achting die zij die deze boodschap diepgaand
onderzoeken, ervoor hebben. De zaligsprekingen zijn de inleiding op deze
diepgaande boodschap, zij effenen de weg voor ons om de rest tot ons te nemen.
Ze zijn de spreekwoordelijke explosie die op krachtige wijze onze aandacht trekt
door standaarden van verantwoordelijkheid vast te stellen die heel hoog reiken
en erg diep gaan.
Pogingen om ze in groepen te verdelen zijn slechts in beperkte mate gelukt,
maar Johannes Chrysostomus (AD 347-407) beschreef ze eenvoudigweg "als een
soort gouden ketting". Net zoals de tien geboden staan ze elk op zichzelf,
maar tegelijkertijd zijn ze stevig aan elkaar verbonden, waardoor ze een
volledig set van kwaliteiten worden, waarover ieder kind van God moet beschikken
om in Zijn Koninkrijk te zijn. Eén commentator ziet de eerste drie
zaligsprekingen als elkaar overlappende kwaliteiten en combineert ze tot één
schakel, de volgende vier tot een tweede schakel en de achtste is de laatste
schakel in een ketting van drie schakels. De eenvoudigste groepering is
waarschijnlijk echter de beste. De eerste vier, die specifiek gaan over iemands
relatie met God, effenen de weg voor de laatste vier, die meer van doen hebben
met iemands relaties met de mens.
Zalig de armen
In het alledaagse spraakgebruik duidt "brood" op het hoofdvoedsel
gemaakt van graan. Maar bijbels gezien kan het al de fysieke dingen voorstellen
die iemand zich maar kan wensen, inclusief kleding, onderdak, geld, scholing, en
zelfs gezelschap. Maar boven alles vertegenwoordigt het het woord van God, en
daarop voortbordurend dus ook geestelijke dingen zoals de ware kennis van God en
Zijn weg, opmerkingsgave en begrip, dingen die het geestelijk leven voeden, en
levenskracht, energie en groei veroorzaken.
Evenzo heeft "arm" in beide testamenten een breed scala aan
betekenissen en toepassingen. Het Oude Testament gebruikt vijf verschillende
woorden uit de Hebreeuwse taal, terwijl het Nieuwe Testament er twee vanuit de
Griekse taal gebruikt. Deze zeven zijn echter in een groot aantal Nederlandse
woorden vertaald. Behalve dat ze armoede beschrijven, komen ze ook voor in een
context die duidt op onderdrukking, nederigheid, weerloos zijn, lijden,
behoeftig zijn, zwak, mager, laag, afhankelijk en in sociaal opzicht
minderwaardig.
Van de twee Griekse woorden die in het Nieuwe Testament met "arm"
zijn vertaald, duidt penes op de werkende arme die weinig of geen bezit
heeft. Mensen in deze toestand bezitten weinig materiёle
goederen, maar ze verdienen wat ze hebben door dagelijkse arbeid. Een vorm van
dit woord, penechros, beschrijft een arme weduwe die misschien een
kleine onderhoudstoelage krijgt van een familielid of een maatschappelijke
instelling. Penes wordt slechts eenmaal in heel het Nieuwe Testament
gebruikt (2 Corinthiërs 9:9) en het verwante woord penechros wordt
alleen gebruikt om de arme weduwe van Lucas 21:2 aan te duiden.
Dit is dus niet het woord dat in de zaligspreking in Mattheüs 5:3 wordt
gebruikt.
Mattheüs 5:3 Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk
der hemelen.
Hier is "arm" de vertaling van ptochos, dat letterlijk
betekent "buigen of als een hulpeloze ineenkrimpen". Het duidt op een
bedelaar, een armlastige, iemand in bittere armoede, totaal afhankelijk van
anderen voor hulp en behoeftig in zelfs de meest elementaire noodzakelijkheden
van het leven. In Galaten 4:9 wordt het vertaald met "armelijk".
Eerst duidde "arm" slechts op behoeftig in materiёle
zin, in armoede verkeren. Langzamerhand werd de betekenis ruimer dan het
economische vlak om ook mensen aan te duiden die zwak of broos zijn, geen fut
meer hebben, breekbaar zijn, afhankelijk zijn, onderdanig zijn, weerloos
zijn, ziek zijn of lijden. De armen waren de mensen die hun totale hulpeloosheid
inzagen voor wat betreft datgene wat het leven hun had gegeven. Zij zagen in dat
niets dat in hun vermogen lag, een einde aan hun zwakke toestand kon maken, dus
zagen ze zoals een bedelaar zou doen verlangend uit naar anderen om hen
te helpen uit deze situatie te komen.
Uiteindelijk kreeg het woord geestelijke bijbetekenissen, omdat sommigen begonnen in te zien dat deze lijdende mensen vaak geen enkele hulp buiten God
hadden. David, iemand die we beslist niet als weerloos zouden beschouwen, zegt
desondanks van zichzelf in een situatie waaruit hij vond dat alleen God hem kon
verlossen:
Psalm 34:7 Deze ellendige hier riep en de HERE hoorde, Hij verloste
hem uit al zijn benauwdheden.
Om te beseffen hoe Jezus "arm" in deze zaligspreking gebruikt,
moeten we het denken van iemand die in armoede verkeert in beschouwing nemen.
Iemand die zijn armoede inziet, neemt de nodige stappen om niet langer arm te
zijn. Hij kan advies inwinnen om uit zijn probleem te komen, een baan zoeken of
van baan veranderen, zijn uitgaven beperken tot alleen dat wat echt nodig is,
zijn schulden afbetalen of zien af te komen van verplichtingen die een
langdurige aanslag doen op zijn financiёn.
Met andere woorden hij probeert zijn omstandigheden te veranderen. God wil dat
Zijn kinderen dit inzicht in armoede hebben betreffende ware geestelijke dingen en de energie bezitten om hun verrijking bij Hem te zoeken.
Arm van Geest
Het Oude Testament voorziet in de achtergrond van Jezus' gebruik van
"arm". Op basis van uitspraken zoals die van David, beseffen we dat
als God aangaande Jezus profeteert
Jesaja 61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij
gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan
ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen
vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis.
Hij het niet heeft over de economisch arme, maar hen die arm zijn in
geestelijke kwaliteiten of arm in termen van een relatie met Hem.
Iemand kan geestelijk arm zijn ongeacht hoeveel geld hij bezit. Hij kan
gebroken van hart zijn al leeft hij in een prachtig huis, rijdt hij in een luxe
auto, draagt hij de fijnste kleding en beweegt hij zich in de hoogste
maatschappelijke kringen. Wordt het gevangen zijn in zonde door Satan of het
verslaafd zijn aan drugs, mode of de ijdele eer van mensen beperkt door
economische grenzen? Zo is dat ook niet het geval met goddelijke eigenschappen.
Jezus heeft het niet over een duidelijk afgebakende groep. Al kan rijkdom
trots teweegbrengen, ook de economisch armen hebben hun trots. Jezus zegt dat de
armen zalig zijn, maar noch armoede noch rijkdom kan geestelijke zegeningen teweegbrengen, alhoewel armoede kan helpen iemand tot nederigheid te brengen.
Zowel armoede als rijkdom kan groot geestelijk gevaar met zich meebrengen. Een
door armoe getroffen persoon kan heel zelfgericht worden vanwege zijn wanhopige
behoeften, maar een rijk iemand kan net zo zelfgericht worden door zijn
losbandigheid. Jezus' woorden slaan op de gehele reikwijdte van de menselijke
omstandigheden, omdat iedereen zonder een juiste en echte relatie met God binnen
deze beschrijving kan vallen. "Arm", zoals Jezus het gebruikt, staat
echt in verband met een geestelijke kwaliteit.
"Arm" staat niet apart, Jezus verbindt het met "geest" om
Zijn bedoeling duidelijk te maken. Net zoals de economisch armen zich heel goed
van hun noden bewust zijn, zo zijn ook de armen van geest dat. Toch ligt er een
groot verschil tussen dit laatste en het financieel behoeftig zijn. Het arm van
geest zijn is een vrucht die niet in de natuurlijke mens wordt voortgebracht,
maar is een werk van Gods Heilige Geest in het denken van hen die Hij geroepen
heeft en bezig is tot bekering te leiden; dit verklaart waarom het arm van geest
zijn het gehele economische spectrum kan omspannen. Daarom kunnen een Abraham,
Isaak, Jakob, David of Jozef van Arimatea, allemaal heel rijke mensen,
tegelijkertijd arm van geest zijn en in materieel opzicht door God gezegend zijn.
David verwijst naar zichzelf als een "arm" [ellendig] mens, die
behoefte heeft aan datgene waarin alleen God kan voorzien. Hij zag zichzelf als
verstoken van de hulpmiddelen om zijn lot te verbeteren. Hij zag zichzelf als
iemand die niet door mensen geholpen kon worden, lijdend, gebroken, verlaten,
eenzaam, ellendig geestelijk even hulpeloos als de materieel armen dat
economisch zijn. Hij zag zijn nood dus in en riep uit tot God en Hij hoorde hem.
Een andere Psalm van een waarlijk getuchtigde en vernederde David openbaart
in groter detail zijn inzicht in de geestelijke armoede waarin hij zijn zonde
bedreef. Let op de geestelijke dingen waar David in Psalm 51 om vroeg om in zijn
behoeften te voorzien dingen waarin alleen God kon voorzien.
Psalm 51:3-4, 8-14, 16-17 Wees mij genadig, ..., delg mijn
overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; 4 ..., reinig mij van mijn
zonde. ... 8 ... maakt Gij mij wijsheid bekend. 9 Ontzondig mij met hysop,
... 10 doe mij blijdschap en vreugde horen, ... 11 Verberg uw aangezicht
voor mijn zonden, ... 12 Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn
binnenste een vaste geest; 13 verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw
Heilige Geest niet van mij; 14 hergeef mij de blijdschap over uw heil, en
laat een gewillige geest mij schragen. ... 16 Red mij van bloedschuld, ...
17 ..., open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige.
Arm van geest zijn is het eerlijk en met begrip erkennen van onze geestelijke
armoede inderdaad ons geestelijk bankroet jegens God. Wij zijn zondaars
en verdienen op basis van ons leven niets dan Gods oordeel. Wij hebben niets aan
te bieden, niets te bepleiten, niets waarmee we Zijn gunst kunnen kopen. Maar op
belijdenis van ons geloof samengaand met berouw en bekering, staat Hij door Zijn
genade toe dat het bloed van Jezus Christus, vergoten voor de zonde der wereld,
onze zonden bedekt, waardoor we worden gerechtvaardigd en toegang krijgen tot
Zijn tegenwoordigheid.
De tollenaar en de Farizeeёr
Misschien is er wel geen enkele gelijkenis die Jezus gaf, die deze houding
beter tot uitdrukking brengt dan de gelijkenis van de tollenaar en de Farizeeёr
in Lucas 18:9-14. Jezus illustreert deze houding door niet alleen de houding van
de tollenaar te laten zien, maar door deze tegenover die van de Farizeeёr
te stellen.
Lucas 18:9-14 Hij sprak ook met het oog op sommigen, die van zichzelf
vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten, deze
gelijkenis: 10 Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was
een Farizeeёr de ander een tollenaar. 11 De Farizeeёr
stond en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de
andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze
tollenaar; 12 ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten.
13 De tollenaar stond van verre en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de
hemel, maar hij sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar,
genadig! 14 Ik zeg u: Deze keerde, in tegenstelling met de ander,
gerechtvaardigd naar huis terug. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal
vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
De taal van de tollenaar is die van de arme van geest. We behoren nergens
anders te staan dan naast de tollenaar, die met neergeslagen ogen uitschreeuwt:
"O God, wees mij, zondaar, genadig!" Johannes Calvijn, de 16e-eeuwse
theoloog op wiens leer het calvinistisch protestantisme is gebaseerd, schreef:
"Alleen hij die in zichzelf tot niets is teruggebracht en op de
barmhartigheid van God vertrouwt, is arm van geest" (Commentary on a
Harmony of the Evangelists, Matthew, Mark and Luke, p. 261).
Let erop hoe Jezus naar voren bracht dat de onderliggende houding van de
Farizeeёr er een van zelfvertrouwen was. Hij pochte voor God over al zijn
"uitstekende" kwaliteiten en werken, dingen waarvan hij blijkbaar
dacht dat hij daardoor Gods respect zou verdienen. Zijn ijdelheid over deze
dingen motiveerde hem er zodoende toe anderen als minder dan zichzelf te
beschouwen. We zien hier dus dat zelfverheffing het tegengestelde is van arm van
geest.
Arm van geest is tegengesteld aan die arrogante, zelfverzekerde en met
zichzelf ingenomen gezindheid die de wereld zo sterk bewondert en verheerlijkt.
Het is het tegenovergestelde van een onafhankelijke en uitdagende houding die
weigert voor God te buigen die besluit geen krimp te geven tegen Zijn wil
zoals Farao, die zei:
Exodus 5:2a Wie is de HERE, naar wie ik zou moeten luisteren ...
Iemand die arm is van geest realiseert zich dat hij niets is, niets heeft,
niets kan doen en aan alles behoefte heeft, zoals Jezus in Johannes 15:5:
"Zonder Mij kunt gij niets doen."
In zijn commentaar The Sermon on the Mount geeft Emmett Fox een
praktische beschrijving van wat "arm van geest" betekent:
Arm van geest zijn betekent uzelf ontledigd te hebben van elk
verlangen om een persoonlijke eigen wil uit te oefenen, en, wat even
belangrijk is, afstand te hebben gedaan van alle vooropgezette meningen in
een hartgrondig zoeken naar God. Het betekent bereid te zijn uw huidige
gewoonten in denken opzij te zetten, alsmede uw huidige zienswijzen en
vooroordelen en indien nodig uw huidige manier van leven, in feite alles en
iedereen die in de weg kan staan om God te vinden, overboord te gooien. (p.
22)
Armoede van geest bloeit op als God Zichzelf aan ons openbaart en wij ons
bewust worden van Zijn ongelooflijke heiligheid en geweldig grote
barmhartigheid zelfs in het ons roepen tot vergeving en de uitnodiging om deel
van Zijn gezin te gaan uitmaken om zo te worden als Hij is! Dit begrip
maakt ons wakker voor de pijnlijke ontdekking dat al onze gerechtigheid in
vergelijking werkelijk niet meer is dan een bezoedeld kleed (Jesaja 64:6);
onze beste prestaties zijn onaanvaardbaar. Het brengt ons voor God terug tot
niet meer dan stof. Dit besef komt overeen met de ervaring van de verloren
zoon in Lucas 15:14 toen "hij gebrek begon te lijden". Kort daarop,
zo zegt Jezus, "kwam hij tot zichzelf" (vers 17), waardoor hij begon
aan de vernederende terugreis naar zijn vader, tot berouw en bekering kwam en
aanvaard werd.
Een toepassing voor deze tijd
Nu de kerk verstrooid is, is het intrigerend op te merken dat Christus'
strenge evaluatie van de Laodiceeёrs zowel
"rijk" als "arm" vermeldt.
Openbaring 3:17 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en
heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en
jammerlijke en arme en blinde en naakte.
Hoe dicht komt dit in principe bij wat de Farizeeёr
zegt in de gelijkenis over de Farizeeёr en de tollenaar! Zich niet bewust
van zijn geestelijke armoede kiest de Farizeeёr ervoor zich te vergelijken
met mensen die hij kan zien, in plaats van met de heilige God tot Wie hij
verondersteld wordt in geloof te bidden. Let ook op zijn eigendunk in de
opsomming van zijn schitterende werken van het geven van tienden en vasten!
Al is de Laodiceeёr onverschillig,
lusteloos en inconsistent in zijn toewijding aan God, zijn onwetendheid
over zijn geestelijke conditie openbaart een fundamentele tekortkoming die zijn
lauwe conditie onderbouwt en zijn geestelijk leven verlamt. De Laodiceeёr
zegt dat hij rijk is, maar Christus' Openbaring gooit die valse voorspiegeling
aan stukken. Hij interpreteert zijn geestelijke conditie volkomen verkeerd!
Hij denkt dat hij al volledig is, hij staat dus onverschillig jegens groei en
verandering. Zo groot is zijn eigendunk dat die hem verblindt, waardoor hij zegt
niets nodig te hebben!
Dit zelfbedrog resulteert in inconsequentheid in gebed en bijbelstudie en
nonchalance in overwinnen. Waarom zou hij zich die inspanningen getroosten als
hij daar geen behoefte aan heeft? Zijn relatie met Jezus Christus is
afstandelijk en oninteressant. Zouden wij met iemand getrouwd willen zijn die
zich afhankelijk van zijn momentele stemming wel of niet voor ons zou
interesseren? Geen wonder dat Christus zo streng reageert! De "rijkdom"
waarover de Laodiceeёr meent te beschikken is
een hinderpaal voor elke veelbetekenende relatie met Hem (Spreuken 18:11).
Een Laodiceeёr is arm werkelijk en
waarachtig arm terwijl hijzelf denkt rijk te zijn. Hij is niet bereid iets
overboord te zetten, laat staan alles in een hartgrondig zoeken naar God.
Ongetwijfeld heeft hij kennis over God en denkt dat dit de ware religie is, maar
het is duidelijk dat hij God niet kent. Als dat wel het geval was, zou
hij niet zo blind zijn voor zijn armoede, omdat hij zichzelf met Gods heiligheid
zou kunnen vergelijken, waardoor zijn tekortkomingen aan het licht zouden komen.
Hij is intelligent, maar hij ziet dat ten onrechte aan voor ware wijsheid. Het
kan zelfs dat Christus hem gaven heeft gegeven om de kerk op een of andere
manier te dienen, maar hij ziet die ten onrechte aan voor genade tot behoud. Hij
is blind, maar heeft toch het licht van God in zich bedenkt dat dit tot
bekeerde mensen is gericht maar het licht is bezig om in duisternis te
veranderen. Hoe groot moet die duisternis wel niet zijn!
Ellendig zijn beschrijft het leven als alles dat men bezit door oorlog is
vernietigd of weggeroofd. Hier beschrijft het de geestelijke armoede van de
Laodiceeёr en zijn meelijwekkende toestand in
Gods ogen. Hij wordt verwoest in de geestelijke oorlog tegen Satan, zelfs al
ziet hij er aan de buitenkant uit als goed gekleed, goed gevoed en komt hij
krachtig over in de uitvoering van zijn dagelijkse verantwoordelijkheden
in deze wereld.
Hoe voorzichtig moeten christenen zijn in deze tijd waarin de wereld en Satan
hun afleidingen zo sterk als nooit tevoren op ons doen afkomen! We kunnen het
onszelf niet toestaan verleid te worden tot onachtzaamheid of tot het onszelf
zorgeloos laten beroven van zo'n groot behoud (Hebreeën 2:1-3).
Een fundamentele karaktertrek
Arthur W. Pink schrijft in zijn commentaar op de Sermon on the Mount:
"Armoede van geest kan de negatieve kant van geloof worden genoemd"
(p. 17). Op soortgelijke wijze geeft Charles H. Spurgeon, een Protestantse
predikant uit de negentiende eeuw, het commentaar: "De weg om in het
koninkrijk omhoog te klimmen is om in eigen oog minder te worden" (The
Gospel of the Kingdom, p. 21). Dit besef van onze volkomen waardeloosheid,
een gevoel van geestelijke nood en armoede, zet ons ertoe aan Christus te zoeken
om dit te verhogen. De economisch arme wordt getrokken naar de plaats waar in
zijn behoefte kan worden voorzien. Iemands geestelijke armoede erkennen loopt
hier parallel aan en motiveert om ernaar te zoeken dat in deze nood wordt
voorzien door een relatie met God. Arm van geest beschrijft daarom een
fundamentele karaktertrek die gevonden wordt in iedere door God verwekte zoon
die Hem oprecht zoekt.
Jezus zei in Mattheüs 11:29:
Mattheüs 11:29 Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben
zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen.
Op deze manier wordt de houding van eer geven aan God ontwikkeld. We moeten
dit doen terwijl het onszelf alleen maar nederig voelen voor God onvoldoende
is omdat juist dit de deur opent naar de ontzagwekkende weldadigheid die
alleen God kan geven en waar Hij naar uitziet om die inderdaad ook te geven. Hij
zegt in Jesaja 66:2:
Jesaja 66:2 Dit alles [de schepping] heeft immers mijn hand gemaakt
en zo is dit alles ontstaan, luidt het woord des HEREN; op zulken sla Ik
acht: op de ellendige, de verslagene van geest en wie voor mijn woord beeft.
Arm van geest is één ding, verslagenheid van geest is een andere, en
nederigheid is nog een derde kwaliteit. Ze hangen allemaal met elkaar samen,
maar ze zijn niet specifiek dezelfde houding. Verslagen zijn is bedroefd zijn of
berouwvol vanwege schuld, wat gelijk staat aan "Zalig zij die treuren"
in Mattheüs 5:4. Nederigheid is actiever dan elk van de andere twee, dit gaat
samen met een bewust gekozen onderwerping in gehoorzaamheid. Dit staat meer
gelijk aan "Zalig de zachtmoedigen" in Mattheüs 5:5. Armoede van
geest gaat dus vooraf aan verslagenheid, berouw, nederigheid en zachtmoedigheid,
omdat het een hoofdfactor is om deze voort te brengen.
Beloofde zegeningen
Zij die arm van geest zijn worden "zalig" of "gezegend"
genoemd. Aan de ene kant zijn ze zalig omdat ze nu over een gezindheid
beschikken die diametraal tegenover hun natuurlijke gezindheid staat. Dit is
misschien wel een fundamenteel bewijs dat God begonnen is om met Zijn Geest in
hen te gaan werken om hen naar Zijn beeld te scheppen. Armoede van geest maakt
deel uit van de natuur van onze Schepper, zoals Jezus in Mattheüs 11:29
bevestigt.
God doet veel beloften aan degenen die deze gesteldheid hebben:
Psalm 40:18 Al ben ik ellendig en arm, de Here gedenkt mijner. Gij
zijt mijn hulp en mijn bevrijder; o, mijn God, vertoef niet.
Als God aan iemand denkt, dan heeft die persoon de aandacht van Hem die de
grootste macht, wijsheid en liefde heeft in het gehele universum!
Psalm 69:33-34 De ootmoedigen zullen het zien, zij zullen zich
verheugen; gij, die God zoekt, uw hart leve op. 34 Want de HERE hoort naar
de armen, en zijn gevangenen veracht Hij niet.
Men kan verheugd zijn zelfs in moeilijke omstandigheden, omdat God de arme
hoort en hem zal verlossen.
Psalm 72:12-13 Voorwaar, hij zal de arme redden, die om hulp roept,
de ellendige, en wie geen helper heeft; 13 hij zal zich ontfermen over de
geringe en de arme, hij zal de zielen der armen verlossen.
Behalve verlossing beloven deze verzen ook barmhartigheid in het oordeel en
misschien ook wel behoud aan de arme van geest. Geen wonder dat Jezus hen zalig
noemt!
Psalm 107 is een dankpsalm:
Psalm 107:41 Maar de arme beschermt Hij tegen verdrukking en maakt
geslachten talrijk als een kudde.
God zal ervoor zorgen dat de arme van geest in tijden van nood verheerlijking
zal ontvangen. Ook hun families zullen gezegend worden.
Twee Psalmen laten de eeuwige bestemming van de arme zien. Psalm 113:7-8 zegt:
Psalm 113:7-8 Die de geringe opricht uit het stof, de arme omhoog
heft uit het slijk, 8 om hem te doen zitten bij de edelen, bij de edelen van
zijn volk.
Psalm 132:13-17 luidt:
Psalm 132:13-17 Want de HERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich
ter woning begeerd: 14 Dit is mijn rustplaats voor immer, hier zal Ik wonen,
want haar heb Ik begeerd. 15 Haar voedsel zal Ik rijkelijk zegenen, haar
armen zal Ik met brood verzadigen, 16 haar priesters zal Ik met heil
bekleden, haar vromen zullen vrolijk juichen. 17 Daar zal ik voor David een
hoorn doen uitspruiten, Ik zal voor mijn gezalfde een lamp bereiden;
In deze Psalmen worden beslist behoud en heerlijkheid beloofd de
definitieve zegen!
Werkelijk, zalig zijn de armen van geest want hunner is het Koninkrijk van
God! Dit is een houding waar we vurig naar moeten zoeken om de weg te effenen
naar het volledig een nieuw mens worden.
© 1999 Church of the Great God PO Box 471846 Charlotte, NC 28247-1846 (803) 802-7075
|
|
The Berean: Daily Verse and Comment
Sign up for the Berean: Daily Verse and Comment, and have Biblical truth delivered to your inbox. This daily newsletter provides a starting point for personal study, and gives valuable insight into the verses that make up the Word of God. See what over 155,000 subscribers are already receiving each day.
Email Address:
|
We respect your privacy. Your email address will not be sold, distributed, rented, or in any way given out to a third party. We have nothing to sell. You may easily unsubscribe at any time. |
|
|