Library
De vrucht van de Geest: GoedheidDoor John W. Ritenbaugh Forerunner, "Persoonlijk,"augustus1998
Hebt u ooit gelet op het algemene en soms onzorgvuldige gebruik dat we van
het woord "goed" maken? We gebruiken het zo vaak dat we het bijna
gedachteloos doen. Toch is het zo dat iets dat u, of een ervaring die u goed
vindt, door iemand anders redelijk, niet zo best of zelfs slecht gevonden zal
worden! "Goed" heeft in zich de betekenis van een zekere mate van
uitstekendheid. Wat varieert is de preciese mate van uitstekendheid die niet tot
uiting komt, als we "goed" in de meest algemene zin gebruiken.
Het woord goed heeft zoveel toepassingen dat één woordenboek, The Reader's
Digest Complete Oxford Word Finder, een gehele pagina van zo'n 17 bij 27 cm
in kleine druk nodig heeft om ze op te sommen! We gebruiken het om bekwaamheid
uit te drukken (goed in wiskunde); betrouwbaarheid (goede remmen);
sterkte (goed gezichtsvermogen); vriendelijkheid (goed van je om langs
te komen); morele goedheid (een goede daad of goede werken); gedrag (een
goed kind); plezier (een goed feestje); grondigheid (iets goed
wassen); gezondheid (melk is goed voor je); juistheid (een goede
reden); nuttigheid (goed om het eens te proberen); versheid (is
het vlees nog goed); waardigheid (die goede oude Jaap); belofte (goed
nieuws); een wenselijk doel (het heden opofferen voor het toekomstige
goed); gunst (een goede recensie).
Er zijn er veel meer, maar dit is voldoende om ons een overzicht te geven van
een aantal betekenissen van dit veelzijdige woord in het alledaagse taalgebruik.
Het wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord,
en het is de basis van het woord "goedheid". Het algemene idee in
bijna al zijn toepassingsvormen is dat het een begerenswaardige kwaliteit is,
iets dat is aan te bevelen, betrouwbaar, aangenaam, verheugenswaardig, gezond,
vriendelijk, edel, bewonderenswaardig, gunstig, voorbeeldig en heel erg welkom.
In het woord "goedheid" komen de innerlijke kwaliteiten naar voren van
deugd, voorbeeldig karakter, moreel besef en houding die we in iemands gedrag
zien.
Agathosune
Het Hebreeuwse en Griekse gebruik komt overeen, maar het Hebreeuwse gebruik
heeft evenals het Nederlandse een bredere toepassing. Het Griekse woord agathosune
lijkt op het eerste gezicht veel op chrestotes ("goedertierenheid").
Nader onderzoek van het gebruik in de Schrift toont echter aan dat het woord
duidt op een ijverig bezig zijn met goed te doen. Goedertierenheid of
edelmoedigheid (chrestotes) is passiever.
Het commentaar van William Barclay op Galaten in zijn Daily Study Bible
zegt het volgende van deze twee woorden:
Het [agathosune] is het meest algemene woord voor goedheid; het
wordt gedefinieerd als "deugd op ieder punt toegepast". Wat is het
verschil? Agathosune kan ook berisping en discipline inhouden; chrestotes
kan alleen maar helpen. [De bijbelgeleerde] Trench zegt dat Jezus agathosune
toonde, toen Hij de tempel reinigde en hen die er een koophuis van maakten,
uitdreef; maar Hij toonde chrestotes toen Hij goedertieren was jegens
de zondige vrouw die Zijn voeten zalfde. De christen heeft die goedheid
nodig die tegelijkertijd goedertieren en sterk kan zijn (p. 51).
Agathosune is dus actieve, soms zelfs agressieve, goedheid. Het
Nederlandse woord "goedheid" bevat vele aangename kwaliteiten, terwijl
het Griekse woord op één bijzondere kwaliteit duidt. Het is meer dan een
voorbeeldig karakter; het is een krachtig karakter dat zichzelf tot uiting
brengt in actief goeddoen. Agathosune is goedheid, maar het onthoudt zich
niet van scherpte en terechtwijzing om het goede in anderen voort te brengen. Zo
kan God soms op zeer scherpe wijze corrigeren, het is dan goedheid in actie. Zo
kunnen ouders hun kind corrigeren en dat is goed omdat het helpt een
verantwoordelijke volwassene voort te brengen.
Romeinen 15:14 brengt dit duidelijk tot uiting:
Romeinen 15:14 Ik heb echter, mijn broeders, zelf al de overtuiging
van u, dat gij zelf reeds vol van goedheid zijt, vervuld met al de kennis,
in staat ook elkander terecht te wijzen.
Paulus verbindt goedheid met volledige kennis en elkaar terechtwijzen. Dit
geeft ons inzicht in wat hij wist over en verwachtte van de christenen in Rome;
hij stelde ons een doel voor ogen waar we ons voor wat betreft onze relaties
binnen de broederlijke omgang binnen de kerk op kunnen richten.
Maar Paulus noemt goedheid als eerste, alsof het òf het fundament is voor de
twee andere deugden, òf tenminste noodzakelijk eraan voorafgaat. In 1 Corinthiёrs 8:1 zegt hij: "De kennis maakt opgeblazen." Kennis gecombineerd
met ijdelheid kan een stortvloed van zelfrechtvaardigende beledigingen uitspuwen,
maar goedheid zal dit in toom houden en zal kennis leiden om op te bouwen in
plaats van te vernietigen.
Bijbelse goedheid werkt altijd ten goede, onder alle omstandigheden. Alhoewel
hij op het moment dat hij zijn brief schreef nog niet in Rome was geweest,
begreep Paulus blijkbaar dat hij schreef aan een uitzonderlijk sterke gemeente.
Hij was er zo van overtuigd dat ze een sterk en oprecht verlangen hadden om het
juiste te doen, dat hij in Romeinen 15:14 schreef dat zij "vol van goedheid
waren en vervuld met al de kennis".
Dit is een heel compliment, dat dient om te versterken wat hij in Romeinen 1:8 schrijft: "in de gehele wereld wordt van uw geloof gesproken"! Zij
waren totaal anders dan degenen aan wie de Hebreeënbrief was gericht, aan wie
hij schrijft:
Hebreeën 5:12a Want hoewel gij, naar de tijd gerekend, leraars
behoordet te zijn, hebt gij weer nodig, dat men u de eerste beginselen van
de uitspraken Gods leert, ...
De volledige kennis der Romeinen was een intelligent en alomvattend begrijpen
van het geloof en de christelijke verantwoordelijkheid. Sterk geloof wordt niet
gebouwd op een beperkt begrip. Zij waren eerlijk en oprecht bezig hun geloof toe
te passen in de soms verwarrende omstandigheden van het leven in deze wereld.
Zij leefden hun geloof.
Deze twee kwaliteiten gecombineerde goedheid en kennis bieden een
gezonde basis om anderen te onderwijzen aangaande de beste manier om "de
weg te wandelen" ondanks de aantrekkingskracht van de wereld. Goedheid
voorziet in de juiste gesteldheid en motivatie; kennis voorziet in het juiste
onderwijs. Iemand die de nodige kennis niet heeft kan niet onderwijzen; iedereen
die het aan goedheid ontbreekt zal het niet eens proberen omdat hij de drang
mist anderen in de juiste geest te helpen. Zelfs al probeert hij het, alleen een
geest kenbaar aan actieve liefde zal de juiste response oproepen zonder welke
geen echte opvoeding in Gods weg mogelijk is.
Het woord dat in Romeinen 15:14 is vertaald met "terechtwijzen"
wordt in andere vertalingen weergegeven met "vermanen". In 1 Thessalonicenzen 5:14 wordt in de NBG hetzelfde woord ook vertaald met "vermanen"
en in de Petrus Canisius Vertaling met "aansporen"; dit duidt erop dat
dit woord meer inhoudt dan alleen maar onderwijs. Het Nederlandse woord dat er
het dichtst bij komt is "inprenten". Inprenten betekent "indruk
maken op de geest door veelvuldige herhaling of aanhoudende aansporing" (Webster's
New World Dictionary). Onder de synoniemen van dit woord zijn sterke woorden
als "indoctrinatie", "brainwash", "herhaaldelijk
aansporen" en zelfs "erin hameren"! Het is dus geen wonder dat
William Barclay zegt dat agathosune goedheid is die "kan en zal
bestraffen en disciplineren".
Deze goedheid doet alles wat liefhebbende wijsheid in een bepaalde situatie
nodig mag achten. Dit betekent echter geenszins dat men de aansporing, het
advies of de terechtwijzing op een onaangename manier moet doen. Met andere
woorden iemand met goedheid zal iemand niet op een gemene manier berispen.
Talrijke schriftgedeelten raden ons aan edelmoedig en zacht te zijn jegens
elkaar. Paulus is zelf een voorbeeld van tact en diplomatie in de omgang met
moeilijke omstandigheden binnen de gemeente en tussen hemzelf en een persoon of
gemeente.
Tob, Tub en Hesed
Tob , tub en hesed zijn drie Hebreeuwse woorden die in het
Nederlands met "goed" of "goedheid" worden vertaald en
daarnaast nog met vele andere woorden.
Hesed wordt, zoals aangetoond in het artikel over goedertierenheid (zie
de Forerunner van juli 1998), gewoonlijk vertaald met "barmhartigheid",
"liefde", "goedertierenheid", "genade", "trouw"
of "toewijding". Elk van deze woorden drukt iets uit van Gods goedheid.
In de King James Version (KJV) kozen de vertalers er twaalf maal voor om "goedheid"
te gebruiken als het woord dat in de context de betekenis van hesed het
dichtst benaderde. Exodus 34 geeft een uitstekend voorbeeld:
Exodus 34:6 De HERE ging aan hem voorbij en riep: HERE, HERE, God,
barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw. [Noot
van de vertaler: De NBG koos ervoor hesed hier met goedertierenheid
te vertalen en niet met goedheid zoals de KJV!]
Een tweede voorbeeld vinden we in Psalm 52 waar David schrijft:
Psalm 52:3 Wat beroemt gij u op het kwade, gij geweldige? Gods
goedertierenheid duurt toch de ganse dag. [Noot van de vertaler: De NBG koos
er ook hier voor hesed met goedertierenheid te vertalen en niet met
goedheid zoals de KJV!]
Tob en tub hebben beide hetzelfde woord als oorsprong, een woord
met de betekenis van "iets goed of beter maken". Tob wordt
gebruikt als bijvoeglijk naamwoord en als zelfstandig naamwoord, en wordt heel
algemeen vertaald met goed, een goed iets, mooi, best, beter, overvloedig,
opgewekt, fatsoenlijk, genoegelijk, oprecht, gunst, blij, vreugdevol,
vriendelijk, voorspoed, kostbaar, aangenaam en vrolijk. Al deze dingen zijn
normaal gesproken goed. Het hangt van de context af welk woord de vertaler zal
kiezen.
Tub is een zelfstandig naamwoord en wordt vaak vertaald met "goedheid",
maar het Theological Wordbook of the Old Testament zegt:
Behalve voor het technisch, filosofisch gebruik worden dezelfde categorie
betekenissen gevonden als voor het bijvoeglijk naamwoord tob (Deel 1,
p. 346).
Tub wordt gebruikt om materiële zaken aan te geven, zoals om een bruid
voor Isaak te verwerven (Genesis 24:10). Het duidt in Deuteronomium 28:47 op
vreugde en in Hosea 10:11 op esthetische schoonheid. In Psalm 119:66-68 schijnt
het te verwijzen naar juistheid en in Psalm 145:7 naar Gods morele goedheid.
Deze voorbeelden laten ons zien dat het niet moeilijk is om te laten zien dat
elk van deze woorden in een bepaalde situatie het juiste schijnt te zijn. We
moeten dus niet te veel nadruk leggen op het specifieke gebruik.
Kan de mens goed zijn?
In termen van ethiek en moreel besef is er misschien geen opvallender bewijs
dat de meeste mensen slecht zijn dan de opvattingen die de mensen hebben over
wat goed is. In het algemene spraakgebruik is "goed" verworden tot
slechts weinig meer dan beminnelijkheid en wordt het met weinig onderscheid
toegepast op karakter. Wat men een "goede kerel" noemt is in feite
misschien een erg zondig mens.
"Goed" wordt klakkeloos toegepast op aangenaam ogende en fysiek
aantrekkelijke personen in de vermaakswereld, de politiek en atletiek, en dat
alleen maar omwille van hun professionele vaardigheid of hun vermogen een gevoel
van bemoediging of bewondering op te wekken, alhoewel hun karakter in sterke
mate immoreel kan zijn. God zegt in Spreuken 31:
Spreuken 31:30 Bedrieglijk is de bevalligheid en ijdel de schoonheid,
maar een vrouw die de HERE vreest, die is te prijzen.
Als we bijbels juister willen zijn, moeten we meer weten over wat de bijbel
bedoelt met "goedheid".
In het algemeen duidt "goed" slechts op meer of minder
bewonderenswaardige motieven en daden, en het gebruik ervan is vaak niet meer
dan gedachteloze beleefdheid. Hoogstwaarschijnlijk herkende Christus dit in de
woorden van de rijke jongeling in Mattheüs 19:
Mattheüs 19:16b ... Meester [Statenvertaling: Goede Meester], wat
voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?
Jezus' antwoord zette hem aan het denken waarom hij gewone mensen en
Handelingen "goed" noemde; wij moeten ons dat ook afvragen.
Het concept van "goed" in de bijbel gaat oneindig dieper en het
gebruik van "goed" is daar veel beperkter. Deze vrucht van Gods Geest
is meer inwendig en heeft invloed op iedere gedachte, ieder woord en iedere
handeling van een godvruchtig iemand. Dit vereist dat motieven juist dienen te
zijn alvorens we een handeling goed noemen. Dit betekent dat het alles
beïnvloedende motief God liefhebben is en in alle zaken op Zijn wil acht geven.
Het betekent dat een "goed mens" iemand is in wie rechtvaardigheid (het
juiste doen) voortkomt uit innerlijke toewijding en liefde jegens God.
Uit deze twee elementen, liefde jegens God en goedheid, wordt goddelijk
karakter gevormd. Ware goedheid is niet van godsvrucht te scheiden. Godsvrucht
is de bron en het fundament van goedheid; het is de enige conditie waaronder
goedheid mogelijk is. Hieruit volgt dan echter dat een mens werkelijk "goed"
kan worden genoemd zonder perfect te zijn. Een goed iemand kan fouten maken. Het
is de richting van zo iemands verlangens en zijn motieven die geleidelijk aan
zijn karakter gaan bepalen, en niet noodzakelijkerwijs de mate van perfectie die
hij heeft bereikt.
Was David niet "een man naar Gods hart" ondanks dat hij tijdens
zijn leven een aantal ernstige fouten maakte? Die zonden stonden zeker haaks op
de algemene richting van zijn leven, want hij had in nederigheid en met tranen
berouw over die fouten (Psalm 51) en ging daarna verder met het jagen naar het
doel, de prijs der roeping Gods (Filippenzen 3:14).
Petrus toonde dezelfde vastbeslotenheid voor wat betreft de richting van zijn
leven door door te gaan in het zichzelf geven in onzelfzuchtige, zelfopofferende
toewijding aan God en de gemeente; dit ten eerste na zijn vernederende
drievoudige verloochening van Christus en vervolgens ook na Paulus'
terechtwijzing.
Zij en vele anderen waren echt goede mensen in de christelijke betekenis,
omdat zij deden wat Jezus de rijke jongeling onderwees in Zijn antwoord op de
vraag: "Wat voor goed moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?"
Deze mensen hielden Gods geboden door de kracht van Zijn Geest en dus vanuit de
juiste motivatie. In absolute zin is echter alleen God goed.
Mattheüs 19:17 Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede?
Eén is de Goede. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de
geboden.
Gods goedheid
God beschrijft Zichzelf als "overvloeiende van goedheid" (Exodus 34:6). God is de bron van alles dat werkelijk goed kan worden genoemd. Hij bezit
het niet alleen maar, of doet het niet alleen maar, Hij vloeit er van over en
wil het volgaarne aan de mens geven. We kunnen beter begrijpen hoe overvloedig
door de tweede Openbaring van Gods naam aan Mozes te vergelijken met de eerste
die plaatsvond bij het brandende braambos.
Deze tweede Openbaring vindt plaats in samenhang met de grove zonde van
Israël met het gouden kalf en Gods daaropvolgende gerechtvaardigde toorn
(Exodus 32). Er sterven 3000 mensen als God Zijn wraak door middel van de
Levieten voltrekt (vers 25-28). Mozes komt voor Israël tussenbeide bij God (vers
31-34), maar Zijn toorn is niet volledig tot bedaren gebracht, omdat een niet
nader genoemde plaag verder gaat (vers 35). Alhoewel God daarna zegt dat Hij
Israël in het land zal brengen (Exodus 33:1-5), verlangt Mozes meer zekerheid
dat God dat inderdaad zal doen (vers 12-23). Hij vraagt Gods heerlijkheid te
mogen zien (vers 18). God antwoordt dat Hij Zijn luister (tob, Strongs
nummer 2898, beter vertaald met goedheid) voorbij zal doen gaan (vers 19). Als
Hij dit doet, geeft Hij Mozes om zomaar te zeggen een preek over Zijn namen,
extra nadruk leggend op Zijn overvloedige goedheid die tot uiting komt in genade,
goedhartigheid, geduld, vergeving en gerechtigheid. Dit zijn gelet op het
voorval met het gouden kalf belangwekkende eigenschappen.
Exodus 3 verhaalt over de eerste openbaring:
Exodus 3:2, 4, 13-14 Daar verscheen hem de Engel des HEREN als een
vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik
stond in brand, maar werd niet verteerd. ... 4 Toen de HERE zag, dat hij het
ging bezien, riep God hem uit de braamstruik toe: Mozes, Mozes! En hij
antwoordde: Hier ben ik. ... 13 Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik
tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u
gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam wat moet ik hun dan
antwoorden? 14 Toen zeide God tot Mozes: IK BEN, DIE IK BEN. En Hij zeide:
Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij tot u gezonden.
De naam "IK BEN" betekent in wezen "Degene die door Zichzelf
bestaat", of zoals de Moffat vertaling luidt: "de Eeuwige". Hij,
de hoge en doorluchtige God, bewoont de eeuwigheid, heeft geen begin of einde.
Hij die het universum met Zijn Woord in stand houdt, is een onuitputtelijke bron
van kracht. Het is dat concept van de onuitputtelijkheid van Gods natuur dat zo
wonderlijk en schitterend tot uiting komt in Zijn verschijning in het brandende
braambos.
God is in Zijn bestaan absoluut, Hij is niet afhankelijk van wie of wat dan
ook. Hij is oneindig en eeuwig. Hij lijdt niet aan "burn out" door de
ervaringen van het leven en heeft ook geen neiging tot de dood. Hij wordt niet
moe door te werken. Hij kan eeuwig doorgaan en nog steeds even fris en monter
zijn als voorheen. Wij kunnen erg bemoedigd worden doordat Hij zo is, niet
alleen in Zijn werken en lengte van dagen, maar zoals Exodus 34:1-7 toont ook in
eigenschappen als genade, goedhartigheid, geduld, vergeving en gerechtigheid.
Hij is overvloedig in een goedheid die blijvend, rijk en steeds in dezelfde mate
doorgaand is!
Gods onuitputtelijke goedheid zou vanzelfsprekend begrepen moeten worden uit
de schepping en een oppervlakkige kennis van de menselijke geschiedenis. Gods
voorzienigheid heeft reeds voorzien in onuitputtelijke bronnen voor leven in
6000 jaar roerige menselijke geschiedenis. Deze bronnen zijn lucht, water,
voedsel, onderdak en voortplanting en het gehele gebruik waartoe de creatieve
menselijke geest en zijn energieke vaardigheden deze aanwenden. Zelfs onze geest
en vaardigheden zijn producten van Gods goedheid! Ondanks onze stijfkoppigheid
en opstandigheid is Hij nog steeds geduldig met ons, vergeeft ons, voorziet in
ons leven en kennis en brengt ons verder op weg naar Zijn doel.
De bron van alle goedheid
In de bijbel wordt de meest diepgaande en absolute betekenis van "goed"
alleen maar aan God toegeschreven. Dus al wordt "goed" in heel wat
situaties gebruikt; al zijn er goede en slechte mensen (Mattheüs 5:45); al is
het voor christenen mogelijk goede werken te doen (Efeziёrs 2:10); al is alles dat door God geschapen is, goed (1 Timotheüs 4:4) en
al beoordeelde Hij de schepping als "goed" en dit ook uitsprak
(Genesis 1:31), verklaart Jezus toch dat alleen God goed is (Marcus 10:18).
Alleen Gods goedheid is absoluut. Alle anderen hebben slechts een bepaalde
mate van goedheid vergeleken met deze absolute standaard. Daarom is God de Bron
van alle goedheid. Als de mens geen goed kan doen, zijn alle aansporingen van de
profeten opdat de mensen goed zouden doen, zonder enige betekenis (Amos 5:14;
Jesaja 1:17). Als de mens geen goed kan doen, zijn ook alle morele geboden in de
bijbel zonder enige betekenis en kunnen we niets anders concluderen dan dat de
bijbel ons bedriegt met zijn beloften van zegeningen die met goede daden gepaard
gaan.
Mozes schrijft in Deuteronomium 6:
Deuteronomium 6:18, 24 Gij zult doen wat recht en goed is in de ogen des HEREN, opdat het u wèl ga en gij het goede land, dat de HERE aan uw
vaderen onder ede beloofd heeft, binnengaat en in bezit neemt. ... 24 De
HERE gebood ons al deze inzettingen te onderhouden en de HERE, onze God, te
vrezen, opdat het ons altijd wèl zou gaan en Hij ons in het leven zou
behouden, zoals dit heden het geval is.
Hij voegt daar in Deuteronomium 12 aan toe:
Deuteronomium 12:28 Luister aandachtig naar al deze geboden, die ik u
geef; opdat het u en uw kinderen na u voor altoos wèl ga, wanneer gij doet
wat goed en recht is in de ogen van de HERE, uw God.
Gods handelen met Zijn volk is goed, omdat dit de Openbaring en de
uitdrukking van Zijn goedheid is. Van deze Handelingen leren we goed te zijn en
te doen. Jakob brengt ons Gods eigen woorden in herinnering in een gebed dat in
Genesis 32 staat opgetekend:
Genesis 32:12 Gij toch hebt gezegd: Ik zal u zeker weldoen [goeddoen]
en uw nageslacht maken als het zand der zee, dat wegens de menigte niet
geteld kan worden.
Gods bevrijding van Zijn volk uit Egypte en Zijn voortdurende bescherming van
hen was er de oorzaak van dat Jetro, Mozes' schoonvader, zich verheugde:
Exodus 18:9 En Jetro verheugde zich over al het goede dat de HERE aan
Israёl gedaan had, dat Hij het uit de macht
der Egyptenaren had gered.
Er zijn diverse schriftgedeelten die Gods wet goed noemen:
Nehemia 9:13 Op de berg Sinai zijt Gij nedergedaald en hebt met hen
gesproken uit de hemel, en hun rechtvaardige verordeningen, betrouwbare
wetten, goede inzettingen en geboden gegeven.
Psalm 119:39 Wend mijn smaadheid af, die ik vrees, want uw
verordeningen zijn goed.
Romeinen 7:7, 12 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde?
Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de
wet; immers, ook van de begeerlijkheid zou ik niet geweten hebben, indien de
wet niet zeide: gij zult niet begeren. ... 12 Zo is dan de wet heilig, en
ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.
De goede wet van God, de wet die zijn oorsprong bij God heeft, onderwijst ons
heel duidelijk over het fundament van moreel en ethisch gedrag.
God is ontegenzeggelijk de Bron van het goede. Hoe kan een mens dan een begin
maken om net zo goed als God te worden? Jezus kaart deze vraag kort aan in de
bergrede:
Mattheüs 7:7-12 Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult
vinden; klopt en u zal opengedaan worden. 8 Want een ieder, die bidt,
ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt, hem zal opengedaan worden. 9 Of
welk mens onder u zal, als zijn zoon hem om brood vraagt, hem een steen
geven? 10 Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? 11
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw
kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan
hen, die Hem daarom bidden. 12 Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen,
doet gij hun ook aldus: want dit is de wet en de profeten.
Vraag, zoek, klop, en God zal goede gaven geven! Kunnen we Hem iets beters
vragen dan Zijn Geest? In Nehemia 9 staat:
Nehemia 9:20 En Gij hebt hun uw goede Geest gegeven, om hen te
onderrichten, en uw manna hebt Gij aan hun mond niet onthouden, en Gij hebt
hun water gegeven voor hun dorst.
God heeft reeds een precedent gezet voor wat betreft het geven van Zijn Geest.
Psalm 143 voegt hieraan toe:
Psalm 143:10 Leer mij uw wil te doen, want Gij zijt mijn God, uw
goede Geest geleide mij in een effen land.
Jezus zegt dat God ernaar verlangt ons goede dingen te geven en dit vers laat
zien dat Gods Geest goed is.
Paulus voert in Efeziёrs 5 deze gedachten
nog een stapje verder.
Efeziërs 5:8-10 Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij
licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, 9 want de vrucht des
lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid , 10 en
toetst wat de Here welbehagelijk is.
Galaten 5:22 plaatst het sluitstuk op dit proces, in die zin dat het een
aantal aparte vruchten of producten noemt die in ons vanuit de werking van de
goede Geest van God voortkomen. God is zeer zeker de Bron van deze dingen, omdat
zij niet voortkomen in de vleselijke mens behalve dan als zeer zwakke
afspiegelingen van de werkelijkheid.
Gods goedheid in de christen
Efeziёrs 5:8 zegt dat bekeerde mensen
"een licht in de Here zijn" en als "kinderen van het licht"
behoren te wandelen. Dit licht wordt geopenbaard in alle goedheid, gerechtigheid
en waarheid. Dit is wat anderen in ons zouden moeten zien en waaraan anderen dan
een voorbeeld kunnen nemen. Elk van deze drie woorden slaat op een ander aspect
van het getuigenis dat we geven.
Gerechtigheid draagt in zich 'wettigheid'. Psalm 119:172 definieert
gerechtigheid als het houden van Gods geboden. Dus gerechtigheid draagt in zich
het voegen naar wet. Het is een woord met een beperktere betekenis dan waarheid
of goedheid. Het duidt op oprechtheid en een tot uiting laten komen van
rechtvaardigheid. Letterlijk kan het betekenen 'het bij het juiste eind hebben'.
God gebruikt de illustratie van een paslood in Amos om uit te beelden wat Hij
bedoelt met gerechtigheid. De persoon die rechtvaardig is, is gemeten tegen de
standaard van Gods wet, waarbij bleek dat hij daarmee in overeenstemming leefde.
Daarom moet gerechtigheid een eigenschap van een christen zijn. Hij is eerlijk
en rechtvaardig in zijn handelen met anderen; hij leeft volgens de regels en
respecteert de rechten en bezittingen van een ander.
Iets eerder, in Efeziёrs 5:6 spreekt
Paulus over bedrog, dingen in het verborgene gedaan en de verborgen dingen der
duisternis. "Al wat waar is" is het tegengestelde daarvan. De aard van
het leven van de christen is zonder bedrog. Niets is verborgen, ondershands of
oneerlijk, niets ruikt naar schijnheiligheid of valse voorwendselen. Het
leven van hen die in het licht wandelen is open, zichtbaar en doorzichtig; het
heeft niets te verbergen en wendt ook nooit voor iets te zijn dat het niet is.
Zoals eerder genoemd is het nieuwtestamentische goedheid, agathosune,
een veelzijdig en sterk woord dat gebruikt kan worden met betrekking tot de
handeling of de intenties achter de handeling. Dit woord kan duiden op zachtheid,
maar ook op scherpte, maar de intentie van de goede persoon is altijd het
welzijn van de ontvanger van de goedheid. Een Nederlands woord dat enkele
aspecten van dit Griekse woord bevat is "weldadigheid". Deze "neiging
tot goed doen" schijnt de bedoeling te zijn van Paulus in Efeziёrs 5:9.
Martyn Lloyd-Jones, in zijn Darkness and Light [Duisternis en licht],
een commentaar op Efeziёrs 4:175:17,
schrijft dat deze goedheid "duidt op een perfecte balans tussen de
verschillende delen van de persoonlijkheid. Een goed mens is een gebalanceerd
mens, een mens in wie alles wat edel en uitstekend is, op harmonieuze
wijze samenwerkt" (p. 402). Zo kan hij zacht of scherp zijn, maar wat hij
doet heeft altijd de juiste balans en is altijd goed.
Zo'n persoon probeert het geluk van allen die rondom hem zijn, te bevorderen.
Hij is niet egoïstisch of zelfgericht, maar omdat hij zelf over deze balans
beschikt, wenst hij dat anderen die ook hebben. Zo is God ook. God kijkt op ons
neer in onze ellende, het resultaat van zonden, en in Zijn goedheid leidt Hij
ons tot berouw. Soms is de weg naar berouw voor ons scherp en pijnlijk, maar
deze is altijd goed.
Aan de meer edelmoedige (zachte) kant van God staat, dat Hij "zijn zon
laat opgaan over bozen en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en
onrechtvaardigen" (Mattheüs 5:45). Alhoewel de mens slecht is, doet Hij
dit vanuit Zijn goedheid.
In de bekeerde mens zien we een zwakke afspiegeling van deze goedheid. De
goede mens is iemand die denkt over liefde, schoonheid en waarheid; niet alleen
in de omgeving van indrukwekkende bergen, deinende zeeën, schitterende bloemen
en zonsondergangen, maar meer specifiek in zijn medemens. Hij verlangt ernaar
lijden te verzachten en de invloed van het verkeerde te verlichten. Hij kijkt
bewust naar mogelijkheden om anderen tot voordeel te zijn. Omdat hij er niet op
uit is zichzelf te behagen, zijn zijn werken het tegengestelde van de
zelfgerichte werken der duisternis. Een goed mens is de weldoener van de zwakken,
de hulpelozen en hen die in moeilijkheden verkeren en soms zelfs van
boosdoeners.
In aanwezigheid van Cornelius en zijn gezin zegt Petrus over Jezus:
Handelingen 10:38 ..., van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de
Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende [goeddoende]
en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met
Hem.
De Schrift spreekt er vaak over dat Jezus allen genas die tot Hem kwamen,
zonder aanzien des persoons. Hij wees hun die de mogelijkheid hadden goed te
doen maar het niet deden, scherp terecht. Alhoewel Hij af en toe at met de
"aanzienlijken" van de steden en dorpen, stond Hij erom bekend om te
gaan met de tollenaars en zondaars. Hij zei kortweg dat Hij niet was gekomen
voor hen die gezond waren, maar voor hen die een dokter nodig hadden (Mattheüs 9:12-13). Als mens zette Jezus het patroon voort dat Hij als God daarboven
instelde, en zo gaf Hij ons een perfect voorbeeld te volgen binnen onze
contacten en ons vermogen.
Het voorbeeld van Jozef
Soms vinden we het moeilijk ons gedrag te toetsen aan het gedragsniveau dat
Jezus Christus in Zijn leven tentoonstelde. We rechtvaardigen ons gedrag door te
stellen dat Hij God in het vlees was, maar als we het zoeklicht richten op
andere plaatsen in Gods Woord, zien we dat ook gewone mensen hoge standaards van
goed gedrag hebben onder moeilijke omstandigheden. Eén zo'n persoon was Jozef.
Jozef was bijzonder getalenteerd en erg rechtvaardig, maar hij werd door zijn
jaloerse broers als slaaf naar Egypte verkocht. Hij wist zich hier doorheen te
slaan door ijverig en effectief dienstbetoon aan zijn meester, toch werd hij op
verzonnen beschuldigingen op arrogante manier in de gevangenis gegooid. Hij
verloor het vertrouwen van zijn meester en zijn carrière scheen te zijn
geruïneerd door de combinatie van zijn goedheid en de haat van een doortrapte
vrouw.
"Wat een dwaas!" zegt de wereld en twijfelaars zouden kunnen
opmerken dat dit een bewijs is dat het God een zorg zal zijn, omdat deugd
behoort te worden beloond. Maar Jozef vond dat het beter was een rein geweten te
hebben en zuiver te staan ten opzichte van God en in de gevangenis te zitten dan
zonde te doen en aan te zitten aan de tafel van een rijk man. Soms oordelen we
te snel, voordat een zaak ten einde is gekomen.
Jozef had bitter kunnen worden, maar in Genesis 39 staat:
Genesis 39:21 En de HERE was met Jozef; Hij bewees hem genade en deed
hem de genegenheid van de overste der gevangenis winnen.
God liet Jozef niet in de steek omdat hij in de gevangenis zat, en Jozef liet
God niet schieten en ging door met goeddoen in zijn vernederende omstandigheden.
Hij diende ijverig de gevangenbewaarder en zijn mede-gevangenen. Jozef merkte de
triestheid op van de bakker en de schenker en informeerde daarnaar (Genesis 40:6-7). Zijn denken was niet zelfgericht maar gericht op het goede voor anderen.
Hij liet een prachtig voorbeeld zien van wat goddelijke goedheid kan
voortbrengen.
De Heer is ook met ons, ongeacht onze omstandigheden, en dezelfde Geest die
in Jozef, Jezus en de Almachtige God in de hemel was, is ook in ons. Hoe vaak
hebben we de impuls gehad iets goeds te doen en hebben we deze onderdrukt door
een of andere "goede" reden te bedenken om het niet te doen? Paulus
schrijft in 1 Thessalonicenzen 5:19 "Dooft de Geest niet uit," maar
"wakker de gave Gods aan" tot zelfs een grotere intensiteit (2 Timotheüs 1:6).
Goedheid is iets waar we onszelf aan moeten toewijden. We moeten dat
koesteren. Komende uit de huidige boze wereld zijn we niet getraind in het
goeddoen; dat maakt geen deel uit van ons karakter. We zijn getraind in
zelfgerichtheid en zelfgerichte mensen kunnen niet op een goddelijke manier
goeddoen.
De aarde is vervuld met de goedheid van de Heer, omdat onze Vader goed is
(Psalm 33:5). Hij is bezig ons te scheppen naar Zijn beeld, en om Zijn eigen goedheid uit ons te laten voortkomen om te getuigen dat Hij onze God is, en om
ons gereed te maken voor Zijn Koninkrijk. Hij heeft gaven gegeven aan al Zijn
kinderen om Hem en Zijn kerk te dienen. We moeten iedere gelegenheid benutten om
ons voor dit doel te voegen naar Zijn Geest en eraan te werken de goedheid te
ontwikkelen die één van zijn vruchten is.
© 1998 Church of the Great God PO Box 471846 Charlotte, NC 28247-1846 (803) 802-7075
|
|
The Berean: Daily Verse and Comment
Sign up for the Berean: Daily Verse and Comment, and have Biblical truth delivered to your inbox. This daily newsletter provides a starting point for personal study, and gives valuable insight into the verses that make up the Word of God. See what over 150,000 subscribers are already receiving each day.
Email Address:
|
We respect your privacy. Your email address will not be sold, distributed, rented, or in any way given out to a third party. We have nothing to sell. You may easily unsubscribe at any time. |
|
|